In die mooie stad Zaltbommel
In die mooie stad Zaltbommel, bommel,
heerst een grote watersnood
en zo menig arme drommel, drommel,
die niet zwemmen kon ging dood.
Refrein:
En temidden van die rommel, rommel,
dreef de torenspits van bi-ba-bommel
en temidden van die rommel, rommel,
dreef de torenspits in't rond.
Een matroos met houten benen, benen,
met een rooie zwembroek aan,
zat erbarmelijk te wenen, wenen,
want zijn schip dat was vergaan.
Refrein
Op een vlot met houten planken, planken,
zat een grote herdershond,
zo erbarmelijk te janken, janken,
omdat hij zijn baas niet vond.
Refrein
In een mand met verse broodjes, broodjes,
lag des bakkers jongste kind,
spart'lend met z'n blote pootjes,
stonk het uren in de wind.
Refrein
Het was afgrijs'lijk te aanschouwen, schouwen,
hoe beroofd van haar corset,
een boerin uit Henegouwen, gouwen,
aan kwam drijven op haar vet.
Refrein
Een chinees met lange haren, haren,
op z'n rug een grote zak,
viste met machinegaren, garen,
sinaasappels en tabak.
Refrein
In een Ford met oude banden, banden,
zat een oude kruidenier.
Tussen zijn verkleumde handen, handen,
klemde hij een groot vat bier.